(Wels: Cymru), westelijk deel van Groot-Brittannië, staatkundig een vorstendom, verdeeld in acht counties, 20 766 km2, 2,76 mln. inw. Het verband met Engeland is zeer nauw; het Engelse parlement heeft bevoegdheid voor Wales afzonderlijke wetten te maken, maar de afwijkingen van de Engelse wetten zijn betrekkelijk gering in aantal.
LITTERATUUR
Waarschijnlijk hebben de Kymren, evenals de Ieren, een letterkunde bezeten lang vóór de tijd der schriftelijke overlevering. De oudste dichtwerken stammen waarschijnlijk uit de 6e eeuw. De aan deze cynfeird (= oudste dichters: Aneirin, Taliessin, Llywarch Hen) toegeschreven gedichten zijn echter in hun overgeleverde vormen ten dele niet ouder dan daterend uit de 9e of 10e eeuw. In de 12e—13e eeuw sloten zich daarbij de gedichten van de gogynfeirdd (= bijna oudste dichters) aan, die de bloeiperiode van de bardenpoëzie inluidden ( cynghanedd). Tegelijkertijd bloeide het Kymrisch proza in de bundel der Mabinogion. De Franse invloed op de Kymrische litteratuur was toen groot, zoals blijkt uit verschillende bewerkingen uit het Frans: graallegenden, Karelromans e.d.
In de 14e eeuw had Wales een groot dichter aan de bard Dafydd ap Gwilym. Tijdens de inzinking die op die periode volgde waren er nog belangrijke barden, zoals Iolo Goch (tussen 1340—98), Sion Cent (tussen 1400—30), Dafydd Nanmor (tussen 1450-80), Tudur Aled (✝ 1526) en William Llyon (✝ 1580).De 17e eeuw deed het non-conformisme in Wales ingang vinden ( non-conformisten). Deze methodistische hervorming werd een volksbeweging. Er ontstond fraai proza, zoals Elis Wynnes Visioenen van de slapende bard (1703), en krachtige poëzie, vooral met stichtelijk karakter, zoals die van Goronwy Owen (18e eeuw), Eben Fardd en Williams Pantycelyn (1716-91). Onder de jongere dichters behoorden W. J.
Gruffydd, Silyn Roberts, T. Gwynn Jones en T.H. Parry Williams tot de besten. Een belangwekkende romanschrijver van de 19e eeuw is Daniël Owen (1836—95); prozaïsten van de 20e eeuw: Kate Roberts, D.J. Williams, E. Tegla Davies e.a. Uit het driemaandelijks tijdschrift Y Llenor (De Letterkundige) blijkt een opgewekt litterair leven.
Naast dit kunstproza staat sedert overoude tijden semi-litterair proza, zoals de wetten van Howel Dda in de middeleeuwen en het rijk ontwikkelde theologisch en stichtelijk proza. Voor de ontwikkeling van de Kymrische litteratuur heeft ook de eisteddfod grote betekenis gehad. Deze ontwikkeling kenmerkt zich door een heilzame wedijver tussen traditionalisme en vernieuwing; beurtelings overheerste elk van beide stromingen. Eind 18e eeuw werd het traditionalisme versterkt en gezuiverd door de herleefde belangstelling voor de middeleeuwse barden, vooral door toedoen van het geslacht Morris van Anglesea en de te Londen gevestigde Kymren; deze leidde tot het verschijnen van de eerste gedrukte uitgave der werken van Dafydd ap Gwilym en van de grote compilatieuitgave (dikwijls naar slechte handschriften) van oude poëzie door Iolo Morganwg e.a. (Myvyrian archaiology, 1801, herdr. 1870). De modernste poëzie is kosmopolitisch en toont vooral Engelse en Duitse invloeden.
Litt. G. Williams, An introduction to Welsh poetry (1953); I. Williams, Lectures on early Welsh poetry (1954); T. Parry, A history of Welsh literature (1955); J.P. Clancy, Medieval Welsh lyrics (1965); I.
Williams, The beginnings of Welsh poetry (1972).
GESCHIEDENIS
Wales werd in de 1e eeuw n.C. door de Romeinen bezet, maar als grensgebied minder sterk gelatiniseerd dan overig Keltisch Brittannië. In de 6e eeuw verbreidden kloosters het christendom, in de 7e-8e eeuw werden de Welsen teruggedrongen door de Saksen, die ca. 800 als scheiding de Offamuur bouwden. Daarop richtten de Noormannen grote schade aan, maar zij werden bedwongen door Rhodri (✝ 877), die Wales grotendeels beheerste. Hywel (✝ 950) herenigde het uiteengevallen noorden en zuiden en vaardigde een algemeen wetboek uit. Gruffyd ap Llewelyn regeerde over heel Wales, maar werd ten val gebracht door Harold van Anglia, die in 1066 werd verslagen door de Normandiërs.
Dezen zetten de strijd tegen Wales voort tot de nederlaag en dood van Llewelyn ap Gruffyd (die in 1267 als vorst van Wales was erkend), waarop Eduard I in 1282 het gebied onder de Engelse kroon bracht (Statute of Wales, 1284). Diens erfgenaam ontving in 1301 de titel prins van Wales. De baronnen behielden echter hun macht; de rebellie (1400) van Owen Glendower (die zich als onafhankelijk vorst van Wales opwierp) groeide uit tot een nationale opstand, in 1409 onderdrukt. De troonsbestijging van Hendrik VII uit het Welse geslacht Tudor versterkte de band met Engeland, waarop Hendrik VIII Wales inlijfde en vertegenwoordiging gaf in het parlement (Act of Union, 1536).
Door de Unie met Engeland ontstond er een kloof tussen verengelste aristocratie en Welstalige bevolking. Het zelfbewustzijn van de laatste nam toe in de 18e eeuw, vooral door toedoen van de ijveraar voor volksopvoeding Griffith Jones (✝ 1761) en de methodistenbeweging die de Anglicaanse Staatskerk bestreed. In 1883 kreeg Wales een universiteit, in 1907 werd de volkstaal erkend, in 1919 verloor de Staatskerk haar bevoorrechte positie. De nationale partij, Plaid Cymru (1924), die zelfbestuur eist, kreeg in 1966 haar eerste vertegenwoordiger in het parlement. In 1976 haalde zij drie zetels. In nov. 1977 werd door het Britse Lagerhuis een wetsvoorstel aangenomen, dat voor Wales in een eigen volksvertegenwoordiging voorziet.
Op 1.3.1979 werd in Wales een referendum gehouden over de Wales Act, waarin aan Wales een verregaande mate van zelfbestuur wordt gegeven. In geen van de acht Welse kiesdistricten bleek een meerderheid voor de decentralisatie te zijn.
LITT. D.Williams, A short hist. of modern Wales, 1485 to the present day (1961); R.T.Jenkins en W.Rees (red.), Bibl. of the hist. of Wales (1962); T.J.Pierce, A short hist. of Wales (1963); D.C.Marsh, The changing social structure of Engeland and Wales (1965); G.Evans, Land of my fathers (1974); M.Price, A modern geography of Wales (1976).