Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wagner (otto)

betekenis & definitie

Oostenrijks architect, * 13.7.1841 Penzing (bij Wenen), ✝ 12.4.1918 Wenen. Wagner werd opgeleid aan de technische hogeschool te Wenen (1857), aan de Berlijnse academie voor architectuur (1860) en aan de academie voor bouwkunst te Wenen.

Hij was de leidende figuur van de Wiener Secession. Zijn vroege werk bestaat uit neorenaissancistische bouwwerken, maar vooral na zijn aanstelling als hoogleraar aan de Weense academie ontwikkelde hij een visie, die radicaal met de traditie brak en waarbij het accent lag op functie, materiaal en structuur als de basis voor het architecturale ontwerp. Desondanks is het meest kenmerkende van zijn werk de veelvuldige toepassing van ornament en siersmeedwerk (o.a. Stadtbahnstation Karlsplatz, Wenen, 1901). Van het allergrootste belang voor de ontwikkeling van de moderne architectuur was zijn Postsparkassenamt (Wenen, 1904—06) met zijn trapezevormige plattegrond en ruime interieur, waarin op grote schaal glas en staal zijn verwerkt. Daarnaast schreef Wagner een aantal opzienbarende architectuurtheoretische werken: Projekte und Bauten (4 dln. 1890—1922), Moderne Architektur (1896), Die Grossstadt (1911), Die Qualität des Baukünstlers (1912).

Litt.O.A. Graf, O. Wagner (1963); H. Geretsegger en M. Peintner, O. Wagner (1976).

< >