Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wachtgeld

betekenis & definitie

o. (-en), uitkering waarop een werknemer wettelijk recht heeft als hij onvrijwillig werkloos wordt.

In Nederland is het wachtgeld een uitkering krachtens de Werkloosheidswet. Recht hierop gaat in wanneer de werknemer in een periode van 12 maanden, aan het intreden van de werkloosheid direct voorafgaande, ten minste 130 dagen in dezelfde bedrijfstak werkzaam is geweest. De uitkering duurt maximaal 40 dagen, waarna gedurende 90 dagen een werkloosheidsuitkering wordt verstrekt. Het wachtgeld bedraagt ten minste 80% van het dagloon. Volgens art. 125 Ambtenarenwet en art. 12 Militaire Ambtenarenwet is bepaald dat bij of krachtens AMvB voor de ambtenaren regels zullen worden gesteld over het wachtgeld. Dit is o.m. gedaan in het Algemeen Rijksambtenarenreglement van 12.6.1931, Stb. 248 en in afzonderlijke reglementen voor de militairen.

Het is uitgewerkt in o.m. het Rijkswachtgeldreglement 1959, zoals wachtgeld na eervol ontslag wegens opheffing van de functie of wegens reorganisatie of inkrimping voorzover er geen aanspraak op pensioen bestaat. De duur van de uitkering is afhankelijk van het aantal dienstjaren. De uitkering bedraagt de eerste drie maanden 100 % van het laatstgenoten loon, daarna wordt een aflopend wachtgeld toegekend, na vier jaar blijft het op 70%.

In België is het wachtgeld voor ambtenaren geregeld in het KB van 13.11.1967. De wet van 20.7.1968 (gewijzigd 28.7.1971) regelt de toekenning van wachtgelden aan werknemers die getroffen worden door de sluiting van ondernemingen met ten minste 20 werknemers. Het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kan de verplaatsing van de exploitatiezetel, de fusie of de verkoop van de onderneming gelijkstellen met een sluiting van onderneming. Geschillen omtrent het recht op wachtgeld worden beslecht door de minister van Tewerkstelling en Arbeid. Het recht op wachtgeld verjaart door verloop van drie jaren te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop dat recht is ontstaan.

< >