Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Waardeleer

betekenis & definitie

v./m.,

1. (economie) theorie over aard en wezen van de waarde;
2. (filosofie) systematisch theoretische behandeling van vragen die de waarde betreffen, axiologie.

De economen uit de Klassieke School legden bij de waardeleer vooral de nadruk op het objectieve element in de waarde. De grondslag van deze objectieve waardeleer werd gelegd door Adam Smith, terwijl D. Ricardo haar verder ontwikkelde. Tegen deze visie rees ca. 1870 alom verzet, vooral door de economen van de Oostenrijkse School. Zij bouwden vervolgens een subjectieve waardeleer op, waarbij de oorsprong van de waarde werd gezocht in het nut dat een goed heeft voor het waarderend subject. Hiertegen rees bezwaar, voornamelijk van de zijde van de Engels-Amerikaanse School.

Vooral Marshall legde de grondslag voor de moderne waardeleer en prijsleer waarin deze samenvallen en beide verklaard worden uit zowel objectieve elementen (produktiekosten) als subjectieve (de nuttigheid van het goed voor de waarderende subjecten). Hierdoor maakte het begrip waarde langzamerhand plaats voor het begrip prijs (prijstheorie).

LITT. L.J. Zimmerman, Gesch. van het economisch denken (7e dr. 1966).

< >