o. (-en),
1. het smeden van ijzer in verhitte toestand;
2. ben. voor voorwerpen gevuld met ontploffende, brandbare, lichtgevende mengsels, in gebruik als noodsignaal, voor militaire doeleinden en bij feesten e.d.;
3. feest met vuurwerk: naar het vuurwerk gaan; (fig.) sprankelende vertoning: een vuurwerk van geestige uitvallen.
Vuurwerk voor zowel feestelijke als voor militaire doeleinden was reeds eeuwen vóór de christelijke jaartelling door de Chinezen uitgevonden. Voor militaire doeleinden zijn nog in gebruik o.a. licht-, seinen rookgranaten. Voor feestvuurwerk wordt reeds sinds eeuwen voornamelijk gebruik gemaakt van zwart buskruit voor gewone knallen (rotjes, donderslagen, zevenklappers) en voor de aandrijving van vuurpijlen. Voor speciale effecten worden andere stoffen toegevoegd: nagloeiende grove koolstofof metaaldeeltjes voor een vonkenregen; magnesium-of aluminiumpoeder voor felle lichtflitsen; o.a. galluszuur voor een fluitend geluidseffect; metaalzouten voor verschillende kleuren, zoals bariumzout: groen licht; Strontium of lithium: rood licht. De effecten hangen verder sterk af van de opbouw van het stuk vuurwerk. Bengaals vuur.