Ned. wet van 7.7.1919, Stb. 310, sedertdien gewijzigd. Voor de toepassing van de wet worden onder vuurwapens ook begrepen wapens die ontploffingen veroorzaken, giftige, verstikkende of weerloosmakende gassen, wapens die vlammen verspreiden en alarmpistolen.
Het voorhanden hebben van vuurwapens of munitie (zonder dat men in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam of lid is van de gewapende macht) is alleen geoorloofd krachtens machtiging (vergunning) van het hoofd der politie in de gemeente. De vergunning kan steeds worden geschorst of ingetrokken. Handelaars in wapens en munitie moeten elke aflevering in een register aantekenen. Aflevering mag alleen geschieden aan iemand die gemachtigd is een vuurwapen in bezit te hebben. Onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie is strafbaar. In 1977 werd een nieuw wetsontwerp ingediend, dat o.a. grotere bevoegdheden aan de politie toekent bij de opsporing van illegaal vuurwapenbezit (zomer 1980 nog niet behandeld).