bn. en bw. (-er, -st),
1. gloeiend; (volksgeloof) de vurige wagen, vurige landmeters, spookfiguren;
2. blijk gevend van innerlijk vuur: iemand vurige blikken toewerpen;
3. hartstochtelijk: een vurig minnaar; vurig (naar) iets verlangen; vurige paarden; een vurig voorstander van iets;
4. branderig: vurige puisten;
5. vurig hout, door vuur aangetast.