v. (-n), (ook: partus praematurus), (verloskunde) geboorte na een zwangerschapsduur van 28-37 weken.
Een vroeggeboren kind wordt prematuur genoemd. Een kind, geboren in de 16e—28e zwangerschapsweek noemt men immatuur; de levenskansen zijn dan zeer gering. Bij een baring vóór de 16e week spreekt men van abortus.
Prematuren kunnen daarbij nog dysmatuur zijn, maar dit hoeft niet. Van dysmaturiteit spreekt men wanneer het geboortegewicht te laag is voor de zwangerschapsduur; dit kan dus ook het geval zijn na een normale zwangerschapsduur van 40 weken. Prematuren kunnen lijden aan zuurstoftekort wegens gebrekkige longrijping. Enige oorzaken van vroeggeboorte zijn: zwangerschaps-niervergiftiging, afwijkingen aan de baarmoeder, bloedingen in de zwangerschap, tweeof drielingen, afwijkende ligging van de placenta. Vaak blijft de oorzaak onbekend. Is het geboortegewicht lager dan 2000 g, dan is verpleging in een couveuse noodzakelijk; is het lager dan 1000 g, dan is de levenskans gering.
De voeding kan al vroeg beginnen, indien mogelijk met ontvette moedermelk, in vaak toegediende, aanvankelijk zeer kleine hoeveelheden via een neussonde. Is het geboortegewicht 2500—3000 g, dan kan het kind naar huis. Niet zelden blijven prematuren, m.n. die met een zeer laag geboortegewicht, vooral de eerste jaren wat te klein met een relatief groot hoofd. Daarna is de ontwikkeling normaal.