v., het benemen, beperken, beroven van de vrijheid.
Volgens art. 5 van de Europese Conventie tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden mag niemand van zijn vrijheid worden beroofd, behalve in de aldaar genoemde gevallen en langs wettelijke weg. In Nederland is wederrechtelijke vrijheidsberoving, afhankelijk van het gevolg, strafbaar met maximaal 7'l2 jaar bij opzet (9—12 jaar bij ernstige verwonding of de dood) en met maximaal een jaar bij onachtzaamheid. Daarnaast komen in het WStr andere delicten voor die vrijheidsberoving inhouden, zoals slavenhandel, mensenroof en schaking. Als ambtsdelict is vrijheidsberoving strafbaar met maximaal drie jaar bij opzet; en met maximaal drie maanden of f 600 bij onachtzaamheid. Ieder die weet dat iemand gevangen wordt gehouden op een daarvoor niet wettig bestemde plaats heeft een verplichting tot aangifte. In België is wederrechtelijke vrijheidsberoving, afhankelijk van de duur, strafbaar met maximaal vijf jaar en BF 500 tot levenslang, afhankelijk van het gevolg.
Daarnaast komen in het Wstr andere delicten voor die vrijheidsberoving inhouden, als ontvoering van minderjarigen, of het vasthouden van een meerderjarige tegen diens wil in een huis van ontucht. Als ambtsdelict is vrijheidsberoving strafbaar, afhankelijk van de duur, met maximaal vijf jaar en BF 1000. Zie gijzeling.