Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vrijdenkerij

betekenis & definitie

v., het verwerpen van alle dogmatisch geloof, vrije gedachte.

Tot de vrijdenkers behoorden: antikleriale alchimisten, pantheïstische mystici als G.Bruno, 17e eeuwse materialisten, die zich beriepen op de Grieken Demokritos en Epikouros en op de Romein Lucretius Carus, en aristocraten die de gangbare moraal kritisch beoordeelden. Het vrije denken is rationalistisch: het wil uitgaan van geen andere normen dan van nature aan de rede eigen zijn. Omdat het evenwel niet slechts de vrijheid van denken, maar ook die van het vergaren en verspreiden van de resultaten daarvan voorstaat, moest het ijveren voor verdraagzaamheid, voor vrijheid van woord en geschrift en voor een democratische orde, waarin de gelijkwaardige behandeling van minderheden was gewaarborgd. In de praktijk bleek de vrijdenkerij, hoezeer haar aanhangers ook in politiek opzicht waren verdeeld, geneigd tot het bevorderen van sociale hervormingen, algemeen kiesrecht, pacifisme, feminisme en antikolonialisme. Vele groepen van vrijdenkers stichtten in 1880 te Brussel de Wereldunie van Vrijdenkers. In Nederland werd in 1856 de Vrijdenkersvereniging De Dageraad opgericht (Vrije Gedachte, De).

In België wordt de term vrijzinnigheid gebruikt. In de 19e eeuw organiseerden socialistische en liberale vrijdenkers zich in afzonderlijke verenigingen (o.a. La Libre Pensée, 1863). Thans wordt de vrijzinnigheid er vooral uitgedragen door het Humanistisch Verbond (1952), dat in 1969 het initiatief nam tot de oprichting van een overkoepelende Unie van Vrijzinnige Verenigingen.

LITT. F.Domela Nieuwenhuis, Handboek van de Vrijdenker (1922); A.L.Constandse, Grondslagen van het atheïsme (1926); A.Bayet, Hist. de la libre pensée (1962); F.Grootjans, De vrijzinnigheid in Vlaanderen (1963).

< >