[Lat. dies Veneris, dag van Venus, overgebracht op de Germaanse godin Freya], m. (-en), zesde dag van de week: vrijdag houden, schoonmaak; zegsw.: als Pasen op vrijdag valt, nooit.
Oorspronkelijk was de vrijdag een geluksdag, maar hij werd onder de invloed van de christelijke herdenking van Jezus’ dood op vrijdag, een ongeluksdag. In de Rooms-Katholieke Kerk is de vrijdag sinds de 4e eeuw een onthoudingsdag. In de islam vindt op vrijdag de gemeenschappelijke gebedsliturgie met prediking in de moskee plaats; vrijdag is daar dikwijls ook rustdag.