Ned. plantkundige, *16.2.1848 Haarlem, ♰21.5.1935 Lunteren. De Vries was van 1878—1918 hoogleraar te Amsterdam.
Aanvankelijk hield hij zich bezig met zuiver plantenfysiologische onderzoekingen, m.n. over groei, bewegingen en vooral over turgor. Hij leverde belangrijke gegevens voor de theorie van Van ’t Hoff over de osmotische druk en voor de theorie van Arrhenius over de elektrolytische dissociatie. Later ging De Vries zich bezighouden met het ontstaan der soorten. In zijn theorie van intracellulaire pangenesis (1889) stelde hij dat in elke cel van een individu alle erfelijke eigenschappen aanwezig waren (gelokaliseerd in deeltjes, de zgn. pangenen). In 1900 herontdekte hij (tegelijk met, maar onafhankelijk van Correns en Tschermak) de wetten van Mendel. Onderzoekingen aan de teunisbloem leidden tot zijn mutatietheorie over het ontstaan der soorten (1901).
LITT. P.H.W.A.M.de Veer, H.de Vries (1969).