(vrat, heeft gevreten),
1. gulzig eten: die gulzigaard eet niet, hij vreet;
2. (plat) eten: niets te vreten hebben;
3. (van dieren) eten: de koe wil niet vreten;
4. door een bijtende werking aantasten;
5. accepteren: dat artikel van jou vreten ze vast niet;
6. verslinden: dat toestel vreet stroom;
7. knagen: diep in zijn hart vrat de spijt.