m.,
1. het vriezen, vriezend weer: bij vorst, het vriezen, wanneer het vriest: de zit (nog) in de grond, de bovenlaag van de grond is nog hard door bevriezing;
2. ruige -, witte afzetting uit mist beneden 0 °C. Het hangt veelal van de geografische ligging van de landstreek af of er veel vorst voorkomt en met welke strengheid. In de Benelux onderscheidt men enkele graden van strengheid van de vorst: lichte vorst als de minimumtemperatuur van een etmaal 0 tot -5°C is geweest; matige vorst als er een temperatuur van -6 tot -10°C is; strenge vorst als de temperatuur -11 tot -15°C is; zeer strenge vorst als het meer dan -15°C heeft gevroren. Een vorstdag is een dag waarop de minimumtemperatuur van de lucht in de thermometerhut onder het vriespunt ligt. Als de maximumtemperatuur niet boven het vriespunt komt, spreekt men van een ijsdag.