o. (-ten),
1. het voorschieten;
2. voorgeschoten geld: iemand een voorschot geven.
Een voorschot is een vooruitontvangen, resp. vooruitbetaald deel van een vordering, loon, salaris, honorarium; vorm van kort bankkrediet, waarbij de kredietnemer gedebiteerd en gecrediteerd wordt bij de kredietverlening voor het volle bedrag (wederzijdse schuldaanvaarding), hetzij als lening met een vaste looptijd (vast voorschot), hetzij als voorschot in rekening-courant (rekening-courantkrediet).