v., sacrale band met de voorouders, wier hulp en steun geregeld ritueel worden ingeroepen.
De voorouderverering is een onderdeel van de algemene dodencultus. Zij heeft als grondslag de voorstelling, dat de familie bestaat uit de gezamenlijke levende en gestorven leden. De dood breekt de band met de familie niet: de gestorven leden blijven tot de familie behoren en zijn natuurlijke beschermers van de levende familie, waarvan de sociale en juridische eenheid berust op hun gezamenlijke afstamming van dezelfde voorouders (hetzij werkelijk, hetzij fictief). Ook de sociale organisatie, b.v. de indeling van een maatschappij in clans, hangt vaak nauw samen met een verre voorouder. Geen daad van sociale betekenis wordt dan ook verricht zonder vooraf de goedkeuring van de voorouders te hebben verkregen, die als goden over het heil der levenden waken, vergoten bloed wreken, het recht handhaven, de tradities bewaken enz. Als dank voor hun hulp worden hun bepaalde feestdagen gewijd; in bijna alle plechtige ceremoniën spelen zij een rol: de verwaarlozing van hun cultus zou gelijk staan met verwaarlozing van de meest vitale belangen van de familie.
Daar de familie-eenheid plaats maakte voor volkseenheid, werden de voorouders niet zelden tot nationale heroën, van wie het feest jaarlijks met groot vertoon werd gevierd; de door vergetelheid naamloos geworden voorouders ontvingen op de allerzielenfeesten hun deel. Een belangrijke functie van de voorouders is vaak ook deze, dat zij de schakel vormen tussen de mythische oertijd met zijn Scheppergod, en de thans levenden. De voorouderverering komt bijna over de hele wereld voor, maar is m.n. in China, Japan (sjintoïsme) en de Indonesische archipel nog sterk verbreid.