internationaal verdrag van 12.6.1902 tot regeling van de voogdij van minderjarigen. De verdragsluitende landen kwamen (als hoofdregel) overeen dat de voogdij over een minderjarige wordt beheerst door zijn nationale wet.
Voor het geval de minderjarige zijn verblijf in het buitenland heeft, kan de diplomatieke of consulaire ambtenaar in de voogdij voorzien. Na bekrachtiging door Nederland van het Kinderbeschermingsverdrag (1971) is in de betrekkingen tussen de medebekrachtigende landen het Voogdijverdrag niet meer van toepassing (de BRD, Luxemburg, Frankrijk, Oostenrijk, Portugal en Zwitserland); nog wel voor België, Spanje en Italië.