o. (-s, -tra), ben. voor de lijnenspectra die karakteristiek zijn voor geïoniseerde atomen.
Met het optreden van een vonkontlading zijn grote elektrische velden gemoeid. Het hiermee gepaard gaande spectrum bevat naast spectraallijnen van neutrale atomen ook veel lijnen van éénof meermalig geïoniseerde atomen. Bij een boogontlading zijn de spectraallijnen voornamelijk afkomstig van neutrale atomen. De lijnen van het vonkspectrum van een element liggen meer naar de kant van de kortere golflengten dan die van het boogspectrum. Er is een sterke verwantschap tussen het vonkspectrum van een element en het boogspectrum van een ander element, dat in neutrale toestand evenveel elektronen in het atoom bevat als het ion van eerstgenoemd element. Zo bestaat er grote overeenkomst tussen b.v. het boogspectrum van natrium (neutraal; dus 11 elektronen) en het vlamspectrum van eenmaal geïoniseerd magnesium en dat van tweemaal geïoniseerd aluminium (beide ook 11 elektronen).
