geslacht van groenwieren ( Chlorophyta, orde Volvocales of kogelwieren), met een 6-tal soorten. Volvox is opgebouwd uit talrijke cellen, met twee flagehen.
De cellen vormen te zamen een holle kogel, en zijn onderling door plasmadraden verbonden; de kogel is met slijm of water gevuld. Er ontstaan enige cellen die veel groter worden en in de kogelholte uitpuilen. Na enige tijd volgen herhaalde celdelingen, totdat 16-cellige dochterkolonies gevormd zijn. Door omstulping komen de dochterkolonies los in de kogelholte te liggen; de kogel wand gaat te gronde en zij komen vrij. Ook kunnen sommige cellen door herhaalde deling een bundel spoelvormige dochtercellen leveren: de mannelijke geslachtscellen (antherozoïden). Deze cellen krijgen elk twee flagehen en de bundel zwemt weg.
De eicellen ontstaan op dezelfde manier als de dochterkolonies. Als de antherozoïdenbundel een eicel nadert, laten de spoelvormige cellen elkaar los, bevruchting volgt en de zygote omgeeft zich met een dikke wand. Een rustpauze volgt. Dan ontsnapt een zoöspore en deze levert na herhaalde delingen een nieuwe kogelvormige cellenkolonie. Bekende zoetwatervormen zijn Volvox globator en V. aureus.