bn. en bw. (-er, -st),
1. zonder enig gebrek of waaraan niets ontbreekt: een volmaakt geluk genieten; een volmaakt kunstwerk; (muziek) akkoord, zuivere prime (grondtoon), grote terts en zuivere kwint; volmaakte consonanten, de octaven, kwinten, kwarten;
2. volkomen: ik ben volmaakt gezond.