v./m. (-scholen), vormingscentrum, oorspronkelijk voor jongeren van 17—25 jaar uit alle milieus, thans voor bredere doelgroepen zoals huisvrouwen, werklozen, etnische minderheden.
De bakermat van de volkshogeschool is Denemarken, waar bisschop Grundtvig in 1836 stelde dat men, om vollediger mens te worden, zich bewust moest zijn van de samenleving. Er zou onderwijs moeten komen speciaal voor jongeren die na de lagere school waren gaan werken. In 1844 kwam te Rödding (Noord-Sleeswijk) de eerste volkshogeschool tot stand. Het volkshogeschoolwerk heeft zich vervolgens over andere Europese landen verbreid. Er worden cursussen gegeven die zich richten op actuele problemen in de maatschappij.
De eerste volkshogeschool in Nederland was Allardsoog in Bakkeveen (Friesland), vooral door toedoen van Jarig van der Wielen (1932). Andere volgden: Markelo (1938), Baarn (1938-41), na de Tweede Wereldoorlog Bergen (Noord-Holland), Rockanje, Eerbeek, Havelte, Uithuizen, de roomskatholieke volkshogescholen te Valkenburg, Bemelen en Borne en de algemeen-christelijke te Oisterwijk. In Frankrijk kwam er één voor geïmmigreerde Ned. boerengezinnen en ook Suriname kreeg zijn volkshogeschool (Lelydorp). In 1968 kwam een volledige samenwerking tussen alle volkshogescholen tot stand in de Vereniging voor Volkshogeschoolwerk (Amersfoort), die in 1978 zestien volkshogescholen omvatte (13 in Nederland, 1 in België, 1 in Frankrijk en 1 in Suriname).
In België kan men drie soorten volkshogescholen onderscheiden:
1. de volkshogescholen die op bepaalde dagen een reeks lezingen organiseren: ze kunnen desgewenst hiervoor beroep doen op de Dienst van de Volksopleiding van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2. de volkshogescholen die tijdens de avonduren of ’s zondags leergangen betreffende bepaalde onderwerpen organiseren: deze inrichtingen hebben thans meer de vorm aangenomen van technisch onderwijs met een beperkt leerplan;
3. de Stichting Lodewijk De Raet: deze organiseert in Vlaanderen volgens de methoden van het volkshogeschoolwerk in Denemarken, studiedagen en cursussen, meestal van zeer beperkte duur, waarin problemen van culturele, staatkundige en sociaal-economische aard worden behandeld, volksuniversiteit.
LITT. H.G.W.van der Wielen, Geschiedenis, doel en wezen der volkshogeschoolbeweging (1956).