m. (-s),
1. (dierkunde) een met veren bekleed, warmbloedig gewerveld dier uit de klasse vogels, in de regel in staat te vliegen (behalve de loopvogels, Ratitae): de vlucht der vogels raadplegen, (oudheid) een middel om de toekomst te voorspellen; (zegsw.) vrij zijn als een vogel in de lucht, door niets gebonden; beter één vogel in de hand dan tien in de lucht, weinig maar zeker is beter dan veel dat onzeker is; de is gevlogen, degeen die men zoekt is ontvlucht; vogels van diverse pluimage, een bont gezelschap; vogeltjes die vroeg zingen zijn voor de poes, die vroeg wil genieten komt vaak bekaaid uit; ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is, ieder spreekt volgens eigen aanleg;
2. afbeelding van een vogel: de vogelafschieten;
3. (jagersterm) eend; een halve vogel, een eend van de kleinste soort;
4. (gemeenz.) aanduiding van een persoon onder een bepaald aspect: het is een rare, een gladde; ken je die vogel? die persoon.
HERALDIEK
Als wapenembleem komen allerlei vogels veelvuldig voor, meestal met duidelijk herkenbare vormen, vaak in natuurlijke kleuren, b.v. duif, haan, kraanvogel, ooievaar, papegaai, pauw, pelikaan. Ook allerlei fantasievogels met vreemd gevormde (of zelfs zonder) snavels en poten (feniks, meerl), mensenhoofden, ringen of kronen rond de hals enz. Vogels worden zowel staand als vliegend weergegeven, doch meestal en profil. De meest bekende, gestileerde en volledig onwerkelijke vogel is de adelaar. Eend en zwaan worden wel zwemmend op enkele golfjes afgebeeld, zonder dat deze golfjes in de blazoenering nader worden aangeduid. vlucht.