v./m. (-ken),
1. kleine, samenhangende massa, bundeltje van harige of pluizige stoffen, b.v. van wol; ook van kristallen: een vlok sneeuw; (geneeskunde) ben. voor verschillende vlokachtige aanhangsels of delen: darmvlok;
2. (mv.) produkten in een vlokachtige vorm, b.v. haver-, maïs-, chocolade-, zeepvlokken.