m. (-s), gasdrukmeter, bestaande uit een U-vormig gebogen buis die gedeeltelijk is gevuld met een vloeistof.
De differentiële vloeistofmanometer (afb. b) staat aan de ene zijde in open verbinding met b.v. de buitenlucht (druk p0) zodat het drukverschil met de te meten druk px gevonden wordt uit p0 - px = h1pg, waarin h1 het hoogteverschil tussen de vloeistof en g de versnelling van de zwaartekracht is. De absolute vloeistofmanometer (afb. a) bezit aan de gesloten zijde vacuüm, zodat direct de absolute druk px gemeten wordt als h2pg. Men gebruikt als vloeistof meestal kwik vanwege de lage dampspanning en de geringe adhesie. Andere vloeistoffen, b.v. olie, worden toegepast wanneer men een grotere gevoeligheid wenst. Een vloeistofmanometer, waarvan één been in een schuine stand geplaatst is, bezit ook een grotere gevoeligheid indien men de verplaatsing van het vloeistofoppervlak langs de schuine zijde meet.