v./m. (mv.), verduurzaamd vlees.
Vleesconserven onderscheidt men in half-en volconserven. Halfconserven zijn doorgaans blikken zwaarder dan 1 kg. Het is technologisch moeilijk om deze conserven te steriliseren zonder dat de kwaliteit teveel vermindert. Daarom worden de blikken (vaak met ham of schouder van varken) zodanig verhit, dat in het koudste punt een temperatuur van minstens 65,5 °C wordt bereikt. Daardoor zijn deze produkten wel te vergelijken met kookworstsoorten. Zij dienen dan ook onder koeling te worden bewaard.
Volconserven, in de regel lichter dan 1 kg, worden zodanig verhit dat praktisch geen micro-organisme overleeft. Bovendien zorgt men voor een zodanig milieu dat deze kiemen vrijwel niet de kans krijgen om uit te groeien.