Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vlaanderen (gebied)

betekenis & definitie

[Zuidned., overstroomd gebied], oorspronkelijk naam van de kuststrook tussen Scheldemonding en monding van de Aa. Het was een gouw van het Frankische Rijk onder de Merovingen en de Karolingen.

De vroegste vermelding van de naam Vlaanderen valt begin 8e eeuw. Deze gouw viel in handen van het vorstenhuis van de Boudewijns en was het uitgangspunt van hun macht. Dit verklaart dat het vorstendom van deze dynastie, dat eind 9e eeuw tot stand kwam, ook Vlaanderen heette. In Oosten West-, Zeeuws-, Fransen Keizers-Vlaanderen duidt men met Vlaanderen steeds het graafschap aan. Maar de benaming werd ook voor andere gebieden gebruikt. Voor de volkeren die overwegend over zee naar de Nederlanden reisden, en dus het eerst in Vlaanderen (graafschap) voet aan wal zetten, betekende Vlaanderen niet slechts het graafschap, maar de gehele Nederlanden.

De laatste betekenis van het woord kwam pas in 1830 tot stand. Binnen het koninkrijk België was er een Romaans landsdeel en een Diets landsdeel. Er bestond aanvankelijk geen gemeenschappelijke naam voor het ene en het andere gewest. Vrij vlug kreeg Vlaanderen de betekenis van het Vlaamssprekend deel van België. Deze betekenis heeft alle andere spoedig verdrongen en is thans de enige die algemeen gebruikt wordt.

GESCHIEDENIS

In de 8e eeuw werd Vlaanderen economisch van belang door transitohandel van het Noordzeegebied (Engelsen, Friezen en Scandinaviërs) naar het Frankische binnenland, waardoor Antwerpen Gent en Doornik tot ontwikkeling kwamen. Onder Karel de Grote was Vlaanderen verdeeld in gouwen, bestuurd door gouwgraven, die onder de latere zwakkere Karolingen van afzetbare ambtenaren tot erfelijke potentaatjes evolueerden.

Tot macht kwam vooral het geslacht van de Boudewijns. Na een huwelijk met de dochter van Karel de Kale verwierf Boudewijn I van zijn schoonvader het bestuur over de kustgouw Vlaanderen, benevens de Scheldegouwen Gent en Waas en in het zuiden Terwaan. Profiterend van een inval van de Noormannen, die tot terugtrekking van de koninklijke strijdkrachten noopte, maakte Boudewijn II zich in Vlaanderen volkomen onafhankelijk, zodat zijn gebied feitelijk een vorstendom werd, dat hij door interne twisten in Frankrijk zuidwaarts uitbreidde over Boulonnais, Artois en Vermandois. Zijn opvolger, Arnulf I, veroverde Ponthieu en Amiens. Na zijn dood (965) verviel de macht van de Boudewijns, o.a, door de jeugdige leeftijd van Arnulf II, onder wie Vlaanderen verbrokkelde. Herstel trad in de 11e eeuw in onder Boudewijn IV en Boudewijn V, die Vlaanderen tengevolge van de verzwakking van de Duitse macht noorden oostwaarts konden uitbreiden.

Veel ging hiervan weer verloren. Blijvend was de aanhechting van Zeeland ten westen van de Schelde en het gebied tussen Dender en Schelde (Rijks-Vlaanderen). Door het uitspelen van de steden tegen de adel, die eigenmachtig tollen hief en verkeer zowel als warenvervoer bemoeilijkte, herstelde en verstevigde de graaf zijn macht. Onder het huis van de Elzas (1128—91) bereikte deze macht haar hoogtepunt. Dit werd anders toen Frankrijk krachtiger werd en zijn formele soevereiniteit over Vlaanderen reëel wilde maken. Bovendien werden de bloeiende steden, vooral Gent en Brugge, zo machtig, dat de patriciërs ook de algemene politiek in banen wilden gaan leiden die voor hun economische belangen gunstig waren.

Het gevolg was dat de bedreigde patriciërs hun toevlucht bij Frankrijk zochten. Zo ontstonden ca. 1300 de Klauwaerts, graaf Gwijde van Dampierre en ambachtslui, zo genoemd naar het Vlaamse leeuwenvaandel, tegenover de Leliaerts, de Franse koning en de patriciërs, aldus geheten naar de Franse lelievaan. Het patriciaat zag zich van economisch en staatkundig overwicht beroofd. Wel kregen de handwerkers het recht zich in ambachten te organiseren, maar al spoedig zagen zij een nieuwe gesloten kaste boven zich ontstaan: de poorterie, samengesteld uit vroegere patriciërs en succesvolle ambachtslui. De Franse koning Filips de Schone bezette in 1300, gebruik makend van de inwendige verdeeldheid, geheel Vlaanderen, dat rechtstreeks onder de Franse Kroon kwam. In Brugge brak echter opstand uit en het Vlaamse voetvolk versloeg het Franse ridderleger verpletterend in de Gulden Sporenslag bij Kortrijk (1302).

Wel werd in 1305 bij de met Frankrijk gesloten vrede de onafhankelijkheid erkend, maar Vlaanderen moest Rijsel, Douai en Orchies afstaan. De graaf zag zich voor het alternatief gesteld de steden de grafelijke macht verder te laten ondermijnen door van hen afhankelijk te blijven in de strijd tegen Frankrijk, of de zijde van Frankrijk te kiezen om de steden aldus onder zijn macht te houden. De in 1322 graaf geworden Lodewijk van Nevers koos het laatste. De steden voerden de strijd ter verkrijging van een grotere politieke macht om daardoor de gelegenheid te hebben hun economisch verval op te heffen (o.a. door de instelling van een industrieel monopolie ten opzichte van het platteland). Toen Lodewijk van Nevers voor de Fransen bij Crécy sneuvelde (1346), werd hij opgevolgd door Lodewijk van Male, die in de strijd tegen de steden eveneens volslagen van Frankrijk afhankelijk was. In 1384 stierf hij.

Zijn enig wettig kind, Margareta, was gehuwd met Filips van Bourgondië, die Vlaanderen onder zijn bestuur kreeg. Dit betekende het einde van de zelfstandige geschiedenis van Vlaanderen, waarvan de historische lotgevallen ten nauwste met Bourgondië en de Zuidelijke Nederlanden verbonden zouden zijn. België, Geschiedenis.

LITT. R.v. Roosbroeck (red.), Gesch. van Vlaanderen (6 dln. 1936-49); A.Verhuist, Het landschap in Vlaanderen in historisch perspectief (1964).

< >