Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vizier

betekenis & definitie

1. [Lat. videre, visum, zien], o. (-en),

a. klep of schuif ter afsluiting van de opening van een helm van b.v. een harnas; (fig.) iemand met open vizier bestrijden, openlijk;
b. met gaas bedekte opening in een bijenkap of -masker; kijkgat in verschillende toepassingen; c. richtmiddel, m.n. op de loop van een schietwapen : iets, iemand in het vizier hebben, krijgen, in de gaten, op het oog hebben.

Het vizier is in combinatie met de vizierkorrel het middel waarmee aan een licht vuurwapen de juiste richting kan worden gegeven om het doel te treffen. In zijn eenvoudigste vorm is het vizier een rechtopstaand metalen plaatje met een V-vormige insnijding aan de bovenzijde (vizierkeep). Het wapen is gericht als de lijn van vizierkeep naar vizierkorrel door het doel gaat. Voor het vuren op afstanden groter dan 50 m of 100 m worden verstelbare vizieren gebruikt, waarmee afwijkingen voor de kromming van de kogelbaan en de zijwind kunnen worden gecorrigeerd. Vele moderne wapens, vooral voor de jacht, zijn voorzien van een richtkijker of telescoopvizier. Geschut is soms voorzien van een vizier met kruisdraden of een schietschijfachtige figuur.

2. [Perz. wesir, uitvoerder], m. (-s), veelal grootvizier genoemd, eig. ambtenaar van de sultan die volmacht had de bevelen van deze uit te voeren. In de ontwikkeling van de Arabische landen werd de vizier de belangrijkste figuur, vergelijkbaar met een premier, maar vaak met veel meer macht bekleed en tenderend naar een onderkoningschap.

< >