v./m., het kweken van vis in broedhuizen of vijvers, voor menselijke consumptie of om opgekweekte vis uit te zetten in het vrije water.
Voor de visteelt wint men eieren door met lichte druk over de buik van de rijpe wijfjes te strijken. De mannelijke elementen, de hom, wint men op dezelfde wijze; dit homvocht laat men over de eieren vloeien en vermengt het ermee, meestal zonder toevoeging van water. Een zeer hoog percentage van de eieren wordt dan bevrucht. De bevruchte eieren worden in grote trechtervormige bekers, waarin van onderen water stroomt, in voortdurende beweging gehouden, totdat de jonge vislarven gaan uitkomen. De larven zijn dan nog voorzien van een dooierzak, waaruit zij voorlopig nog hun voedsel kunnen putten. Gedurende deze tijd worden zij op broedbakken gehouden, totdat de dooierzak opgeteerd is.
Dan moeten zij uitgezet of kunstmatig gevoederd worden. Bij karpers waren vroeger de eieren moeilijk te winnen, deze vis liet men op natuurlijke wijze paaien op een stukje grasveld, dat met een dun laagje water bedekt is. Tegenwoordig beïnvloedt men door een hormoonbehandeling het tijdstip van rijp worden van de karperwijfjes, waardoor ook bij de karperteelt hom en eieren afzonderlijk kunnen worden gewonnen.
In de meeste landen van Centraal-Europa wordt naast forel ook veel karper voor consumptie gekweekt. Voor visteelt in vijvers moet men, behalve een voldoende hoeveelheid goed water, bij voorkeur enigszins hellend terrein hebben voor de doorstroming. Voor een rijke vorming van voedsel is het gewenst dat de vijvers na een paar jaar drooggelegd en met een of ander gewas bezaaid worden. In Nederland is de visteelt door de eisen die aan het terrein gesteld worden, beperkt tot de Veluwezoom, Brabant en Limburg. Daar verder de afzetmogelijkheid in Nederland zeer gering is, betekent het kweken van consumptievis (m.n. regenboogforel) heel weinig. Veel meer wordt in Nederland toegepast het kweken van vis ter verbetering van de visstand (Valkenswaard, Lelystad).
Per jaar levert de visteelt ca. 55.000 kg eenzomerige karpers, 40.000 kg tweezomerige en 5500 kg driezomerige. Pootsnoekjes worden in bassins opgekweekt, waar zij met levend plankton gevoerd worden. Bij een lengte van 5 cm worden zij in het vrije water uitgezet. Verder opkweken is onmogelijk door te grote verliezen ten gevolge van kannibalisme. De jaarproduktie bedraagt 1-1,5 mln. stuks. Er is een toenemende belangstelling voor het kweken van zeevis. Zo wordt in Noorwegen met succes zalm gekweekt.
vistijd
m., tijd waarin men vist, waarin het toegestaan is te vissen: gesloten, open —.