Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vinci, leonardo da

betekenis & definitie

Italiaans schilder, bouwmeester, natuuronderzoeker, ingenieur en musicus, *15.4.1452 Vinci (Toscane),✝2.5.1519 Amboise (Frankrijk); natuurlijk kind van een notaris, opgevoed in het huis van zijn grootvader. Van ca. 1470—77 was Da Vinci te Florence in de leer bij Verrocchio.

Daarna kwam hij in contact met Lorenzo de’Medici, voor wie hij opdrachten als architect, ingenieur en decorateur uitvoerde. Van 1482—99 verbleef hij te Milaan, waar hij de koepel van de kathedraal ontwierp en verscheidene constructieve en decoratieve werken uitvoerde. Van zijn schilderijen uit deze tijd is weinig met zekerheid te zeggen. Zijn Madonna in de grot (Louvre, Parijs) maakte hij ca. 1485. Hij ontwierp ook een ruiterstandbeeld voor Francesco Sforza, dat nooit werd uitgevoerd. Het fresco Het laatste avondmaal (1495—98) in de Santa Maria delle Grazie was reeds ca. 1550 door vocht en een nadelige uitwerking van de pleisterlaag zwaar beschadigd.

In 1500 werd Da Vinci ingenieur van Cesare Borgia te Florence. Uit deze tijd dateren de portretten van Isabella d’Este en van Mona Lisa (1503—05, ook La Gioconda genoemd) (Louvre, Parijs). In 1503 ontwierp hij de Slag bij Anghiari (de herinnering aan de overwinning van de Florentijnen op de Milanezen in 1440), die bedoeld was voor een fresco in de raadzaal van het Palazzo Vecchio. De compositie is bekend gebleven door o.a. een tekening van P.P.Rubens (Louvre). Van 1506—13 vertoefde Da Vinci weer te Milaan en maakte hij het schilderij Anna te Drieën (Louvre). In deze jaren ontwierp hij een ruiterstandbeeld voor Giacomo Trivulzio, dat niet werd uitgevoerd.

In 1513 ging hij naar Rome, waar hij in paus Leo X een beschermheer vond. In 1515 trad hij in dienst bij de Franse koning Frans I. Da Vinci was een veelzijdig mens; hij interesseerde zich voor vele dingen; er is dan ook een grote hoeveelheid studies, notities en tekeningen over alle mogelijke onderwerpen bewaard gebleven. Er is echter weinig voltooid. Zijn ontwerpen waren zeer origineel en vol fantasie, hoewel soms radicaal verkeerd. In zijn schilderkunst paste Da Vinci het sfumato toe, het schemerige, zachte licht.

Daardoor was hij een van de grondleggers van het clairobscur. Belangrijk zijn de tekeningcollecties in het paleis te Windsor, het Brits Museum en het Louvre. Ook in bibliotheken en musea te Turijn, Venetië, Bayonne, Boedapest en in particuliere collecties bevinden zich tekeningen van Da Vinci. Ca. 1600 verzamelde Pompeo Leoni de geschriften van Da Vinci en bracht ze onder in de Codex atlanticus (Biblioteca Ambrosiana, Milaan). In 1651 werden te Parijs zijn theorieën over de schilderkunst uitgegeven onder de titel Trattato della pittura. Andere manuscripten behandelen de anatomie en velerlei terreinen van exacte natuurwetenschap.

Da Vinci bestudeerde het vliegen van vogels en ontwierp mechanismen om dit na te bootsen. Hij verrichtte baanbrekend werk op het gebied van kanalisatie en vond een hydrometer uit. Hij was op de hoogte van het bestaan van de bloedsomloop en de stralengang in het oog. Hij bestudeerde fossielen, akoestische problemen, dieren plantkunde en ontwierp watermolens, baggermachines, geschut en talrijke andere werktuigen. Uitgaven: La meccanica di L.da Vinci (1941);L.da Vinci. Tagebücher und Aufzeichnungen (1952); The literary works of L.da Vinci (2 dln. 1970); L.da Vinci, Codex Madrid (Du. vert. 5 dln. 1974).

LITT. L.H.Heydenreich, L.da Vinci (2e dr. 1954); J.B.Hart, The world of Da Vinci (1961); C.Pedretti, A chronology of Da Vinci’s architectural studies (1962); M.Philipson, L.da Vinci (1966); R.Monti, Leonardo (1967); K.Clark en C.Pedretti, The drawings of Da Vinci at Windsor Castle (1969); W.C.O’Malley, Leonardo’s legacy (1969); R.Calder, Leonardo and the age of the eye (1970); C.Pedretti, Leonardo (1973).

< >