Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Viertaktmotor

betekenis & definitie

m. (-en, -s), verbrandingsmotor waarbij op elke twee omwentelingen van de krukas (vier slagen van de zuiger) één ontsteking en verbranding van de brandstof plaatsvindt.

Tijdens de eerste fase van het viertaktproces beweegt de zuiger in de cilinder van deksel naar aszijde. Aan het begin van die slag opent de inlaatklep en wordt een brandbaar mengsel van brandstof en lucht aangezogen (aanzuigslag). De zuiger gaat terug, de klep is weer gesloten en het mengsel wordt samengeperst (compressieslag). Kort voor het eind ontsteekt een bougie het mengsel. De explosie die ontstaat perst de zuiger weg en doet via de drijfstang de krukas draaien (arbeidsslag). Tegen het eind van de slag opent de uitlaatklep en in de volgende slag worden de uitlaatgassen uitgedreven (uitlaatslag).

Aan het eind van de slag sluit de uitlaatklep en de cyclus kan opnieuw beginnen. Alleen tijdens de arbeidsslag levert de motor dus energie. Tijdens de andere drie slagen moet de roterende krukas de zuiger verplaatsen. Om een onregelmatige gang te beperken, dient een vliegwiel op de krukas. Deze neemt een deel van de energie op in de arbeidsslag en geeft die in de andere slagen weer voor een deel af. Ook meer cilinders, die op verschillende momenten de arbeidsslag hebben, beïnvloeden de gang.

De meestal twee kleppen, soms vier bij vliegtuigen racemotoren, kunnen op verschillende wijzen geplaatst zijn. Bij de oudste constructies was dat in een naast de cilinder geplaatste ruimte (L-kop). Later volgde plaatsing in de kop (kopklepmotor, ‘kopkleppers’), wat een kleinere verbrandingsruimte mogelijk maakt en hoger rendement. De klepbeweging ontstaat met behulp van een nokkenas, op halve snelheid gedreven vanaf de krukas, via een ketting, tandwielen of soms een tandriem. Het veelal aanwezige hefboomstelsel tussen nok en klep is overbodig als de nokkenas direct boven de kleppen is geplaatst (bovenliggende nokkenas).

Ten opzichte van de tweetaktmotor is de constructie ingewikkelder, maar b.v. het brandstofverbruik per vermogenseenheid lager, verbrandingsmotor. Het idee voor het viertaktproces stamt (1862) van de Franse ingenieur Beau de Rochas. N.A.Otto wist echter dit in praktijk toe te passen (1876) op de lichtgasmotor. Dit opende de weg naar de snellopende motoren, m.n. benzinemotoren.

< >