(verfde, heeft geverfd),
1. met verf bestrijken, schilderen: een huis verven; (abs.) zij zijn nog aan het verven; kleuren: zijn haar verven; zich verven, make-up gebruiken;
2. met een kleurstof doortrekken: wollen goederen verven; (fig.) hij is door de wol geverfd, een doortrapte deugniet.