v., tak van de ecologie die de oorzaken van de verspreiding van organismen over de aarde tracht op te sporen.
De verspreidingsecologie onderscheidt zich van de biogeografie doordat zij niet zozeer de historische aspecten van de verspreiding bij haar onderzoek betrekt, maar onderzoekt welke eisen de organismen aan hun milieu stellen. Op grond van deze eisen probeert zij dan een verklaring te vinden voor de feitelijke verspreidingspatronen van organismen. Dieren verspreiden zich veelal actief; zaden en vruchten van planten worden meestal passief verspreid, of ten hoogste een paar meter weggeslingerd. Veel kleine dieren (b.v. sommige insekten) worden door de wind passief verspreid. Door de toename van het verkeer gedurende de laatste eeuw zijn de barrières tussen de verschillende floraen faunarijken voor ettelijke soorten doorbroken: planten en dieren werden al dan niet opzettelijk vervoerd en kwamen terecht in volkomen nieuwe gebieden.
Of een bepaald organisme zich na verspreiding ook op de nieuwe plaats kan handhaven, hangt af van zeer veel factoren. De eisen die een organisme aan zijn milieu stelt, zijn zeer verschillend; zij kunnen te maken hebben met fysische en chemische factoren. Cactussen b.v. kunnen groeien in gebieden die zo droog zijn dat veel planten er niet overleven; veel vissoorten zijn gebonden aan zoet water, andere juist aan zout water. De tolerantie van het organisme ten opzichte van de heersende weersomstandigheden (vochtigheidsgraad, temperatuurschommelingen, hoeveelheid licht enz.), de aanwezigheid en de hoeveelheid van vaak zeer specifiek voedsel en tal van andere factoren bepalen of een soort zich wel of niet kan handhaven. Soms voldoet een gebied aan vrijwel alle milieu-eisen en komt het organisme er toch niet voor, omdat een ander organisme hem het verblijf onmogelijk maakt. Konijnen b.v. sluiten de aanwezigheid van hazen in de duinen uit.
De eisen die organismen aan hun milieu stellen, kunnen in de loop van het leven sterk veranderen, b.v. bij de insekten die een volledige gedaanteverwisseling ondergaan: larven, poppen en volwassen dieren leven in een (soms totaal) verschillend milieu. Al deze milieus moeten dus beschikbaar zijn, wil zo’n soort zich kunnen handhaven.
Gegevens uit de verspreidingsecologie zijn soms van groot belang voor de praktijk, b.v. bij het in cultuur brengen van nieuwe gebieden, bij het importeren van voor het gebied nieuwe soorten e.d. Als een soort terecht komt in een geschikt gebied, kan dat ernstige gevolgen hebben (konijn).