(versmolt, heeft en is versmolten),
1. onderling versmelten: goud met koper (fig.) twee maatschappijen met elkaar versmelten, tot één samenvoegen;
2. omsmelten: munten -;
3. wegsmelten: als sneeuw voor de zon versmelten, snel verdwijnen; (fig.) in tranen versmelten;
4. in elkaar overof opgaan: die rassen zijn versmolten.