(verraste, heeft verrast),
1. eig. te gauw af zijn; betrappen: een dief verrassen;
2. (vandaar) onverhoeds aanvallen of overvallen: zij lieten zich niet verrassen;
3. onverwachts treffen, overrompelen: de dood verraste hem midden onder zijn werk; onverwachts komen: aangenaam verrast zijn, iets onverwachts ervaren dat prettig is;
4. onverwachts verblijden: iemand met een geschenk verrassen.