o. (-en), signaallicht ter regeling van het verkeer.
Verkeerslichten komen voor in verschillende uitvoeringen. Hun betekenis staat omschreven in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens. Zij worden o.a. toegepast
1. voor de verkeersregeling op wegkruispunten. De volgorde van de lichten is van boven naar beneden rood (stoppen), geel (indien mogelijk stoppen), groen (doorrijden). Indien een verlichte pijl zichtbaar is, geldt het teken uitsluitend voor de richting die wordt aangegeven. Knippert het gele licht dan is de automatische verkeersregeling buiten werking en moet men extra oppassen;
2. boven rijstroken voor rijstrooksignalering;
3. als knipperlicht op gevaarlijke plaatsen in het wegennet, bij beweegbare bruggen en bij spoorwegovergangen. Voertuigen van politie, brandweer enz. kunnen uitgerust zijn met knipper-of zwaailicht.