Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Verkavelingsvorm

betekenis & definitie

m. (-en), wijze waarop een gebied is ingedeeld in kavels en percelen.

De verkavelingsvormen zijn van grote invloed geweest op het ontstaan van nederzettingsvormen, landschapstypen en soms zelfs van de structuur van steden. In Nederland en België vallen vier hoofdtypen van verkaveling te onderscheiden.

1. De blokverkaveling, gebruikelijk in de Oudgermaanse tijd, gekenmerkt door de verdeling van het land in min of meer onregelmatige vierkanten. Deze vorm is ontstaan als een spontane verdeling van grote oppervlakten land, die niet als één geheel konden worden gebruikt en waarbij men geen prijs stelde op een regelmatige kavelvorm.
2. Strokenverkaveling zonder bewoning op de kavels, een verkaveling in langgerekte percelen, waarvan de lange zijden evenwijdig lopen. Deze verkaveling komt steeds in gebieden voor waar marken of markachtige systemen van collectieve regeling van het grondgebruik hebben bestaan (mark). Deze verkaveling, die men vindt op de Drentse essen, Gelderse engen, Drentse maden en de slagen in het rivierengebied, is weloverwogen door de gemeenschap tot stand gebracht.
3. Strokenverkaveling met bewoning op de kavels, waarbij de boerderijen in een rij langs een weg, dijk of waterloop staan. De kavels zijn smal, de begrenzingen van de lange zijden (de zwetsloten) staan zoveel mogelijk loodrecht op de verbindingslijn van de boerderijen en kunnen zich achterwaarts en soms ook voorwaarts uitstrekken tot de grenzen van een ander dorpsgebied of tot in zee (waardoor aanslibbingen na ontginningen leidden tot vergroting van het bedrijf). De vorm is ontstaan in de middeleeuwen, daar waar individueel grondgebruik regel was geworden en deed de straat-, streekof dijkdorpen ontstaan.
4. Moderne verkaveling, in rechthoeken. Deze verkavelingsvorm verscheen ca. 1600 in ontginningen en inpolderingen, zoals de veenkoloniën, de droogmakerijen in Holland en de jongere Zeeuwse en Zuidhollandse polders en was het resultaat van een economische afweging van de externe voordelen van een lange kavel (weinig ontsluitingswegen) tegen de interne nadelen (steeds grotere afstanden tussen de boerderij en het land). De zwaarte van vooren nadelen varieert in de tijd; ook de ontwatering stelt bepaalde grenzen aan de breedte van de kavel. Zo zijn de standaardkavels in de IJsselmeerpolders in de loop der jaren vergroot van (250 m x 800 m) tot (500 m x 1200 m).

Alle moderne berekeningen gaan uit van de bewoonde kavel. Vergroting van de kavels, zowel in de lengte als de breedte, en vergroting van de bedrijven (niet noodzakelijk hetzelfde als een kavel) hebben tot gevolg dat de open ruimten steeds groter worden en de boerderijen steeds verder van elkaar komen te liggen.

< >