v., het vergrijzen; (demografie) het relatief toenemen van de oudere leeftijdsklasse in een bepaalde populatie. Vergrijzing vindt haar oorzaak in een langdurige daling van het geboortencijfer en wordt versterkt door een als gevolg van een dalend sterftecijfer optredende verlenging van de gemiddelde levensduur.
Vergrijzing vindt m.n. in de geïndustrialiseerde en geürbaniseerde westerse wereld plaats.In Nederland was het percentage 65-jarigen en ouderen op het totaal van de bevolking: 6 in 1899, 7,8 in 1950 en 11,1 in 1978. In België was dit: 6,4 in 1890, 10,7 in 1947 en 14,3 in 1979. Naarmate een bevolking vergrijst, neemt in de regel de bevolkingsgroei af en kan op een gegeven moment zelfs in een bevolkingsdaling omslaan. Sociaal economisch gezien legt vergrijzing toenemende lasten op de economisch actieve leeftijdsklasse als gevolg van de snel stijgende kosten van ouderdomsvoorzieningen op medisch, sociaal, cultureel en economisch gebied. Deze kostenstijging wordt echter ten dele gecompenseerd door kostendalingen op het gebied van de jeugdvoorzieningen als gevolg van de daling van het geboortecijfer. Mede als gevolg van de vergrijzing ontwikkelde zich een nieuwe wetenschap, de gerontologie.
LITT. F.A.C.de Mast e.a., Atlas van de ouderwordende Ned. bevolking (1972).