v. (-en), kwijtschelding; vergiffenis, verschoning.
Volgens de rooms-katholieke leer betekent vergeving van de zonden niet slechts dat God de zonden niet toerekent, maar ook dat Hij genadig de verspeelde mogelijkheden tot liefde herstelt. Gods vergevende genade wordt slechts aangenomen in een houding van bekering. De vergeving kan daarom tot stand komen in daden van naastenliefde, in het gelovig aanhoren van het evangelie, in privégebed en gezamenlijk gebed (boetevieringen) en in de sacramenten, m.n. de biecht. De Reformatie leert, dat alle zonden, behalve misschien de ene die in het evangelie (Matt. 12, 31-32) de zonde tegen de H. Geest wordt genoemd, worden vergeven, al blijft de strafwaardigheid van de zonde de gelovige bezwaren. Zij bindt de vergeving van zonden minder aan de sacramenten dan de Rooms-Katholieke Kerk. De predikant verklaart in Gods naam dat de zonden vergeven zijn aan wie gelooft; tijdens de kerkdienst gebeurt dit als verkondiging van Gods genade, rechtvaardiging.