Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vergelding

betekenis & definitie

v. (-en), het vergelden, m.n. herstel van de geschonden rechtsorde door het toebrengen van evenredige schade aan degene die de schending veroorzaakte. In oude tijden matigde men zich het recht aan om leed, zich of zijn verwanten of vrienden door anderen toegebracht, te wreken door dezen of hun verwanten of vrienden hetzelfde of een nog zwaarder leed toe te brengen.

Soms werd vergelding als een plicht beschouwd, door de eer, het geweten of de godheid opgelegd.Het OT spreekt van oog om oog, tand om tand (Ex.21,23) en noemt op verscheidene plaatsen het vergeldingsrecht. Het verschijnsel van het terug doen van leed na de misdaad als vergelding van particuliere zijde was in de middeleeuwen algemeen, vóórdat er formele rechtspraak was. In het Germaanse recht openbaarde zich aanvankelijk het vergeldingsbeginsel niet; dit is pas onder invloed van het christendom in het Germaanse recht opgenomen. De christelijke vergelding verbiedt overigens wraak en daarmee vergelding van kwaad door de benadeelde zelf.

STRAFRECHT

De aanhangers van vergeldingstheorieën ter fundering en rechtvaardiging van de straf zien in het hooghouden van de rechtsorde middels de straf een doel in zichzelf. Het strafrecht is gebaseerd op het beginsel van de vergelding. Dit geeft de straf een eigenwaarde, die uitgaat boven haar functie de maatschappelijke orde te garanderen. De straf vindt haar rechtvaardiging in de inbreuk die door het strafbaar feit op de vastgestelde rechtsorde is gemaakt. ‘Omdat misdaan is, moet straf volgen’, zo luidt de gebiedende eis van de vergeldende gerechtigheid. Vergeldingstheoretici stellen eensgezind dat slechts gestraft mag worden vanuit rechtvaardigheid en dat het doel van de straf van secundair belang is. De meeste vergeldingstheorieën houden echter wel degelijk rekening met andere, maatschappelijke, doeleinden van de straf.

Alle benadrukken de noodzaak van een evenredige verhouding tussen de ernst van het feit en de zwaarte van de straf. Op een gering vergrijp mag geen lange straf volgen, hoe nuttig deze misschien ook zou zijn vanuit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij. Er zijn enkele factoren aan te wijzen die begrijpelijk maken waarom de vergeldingsnotie minder invloedrijk is geworden dan in vroeger tijden, toen zij voor velen het enig fundament van de straf vormde. In de eerste plaats erkent men alom dat het niet wenselijk is alle strafbare feiten te vervolgen en te berechten (opportuniteitsbeginsel); in feite betekent dit een relativering van de gedachte dat slechts uit rechtvaardigheid gestraft mag worden. Voorts kan een belangrijk gedeelte van het moderne strafrecht moeilijk nog gefundeerd worden op het vergeldingsbeginsel. M.n. het strafrecht ten aanzien van de economische orde, het milieu en het verkeer is nauwelijks te begrijpen vanuit de vergeldingsidee, met haar filosofie van individuele verantwoordelijkheid en verdiend leed.

Maar het meest heeft de vergeldingsnotie een slechte naam gekregen door tot het wezen van de straf de opzettelijke leedtoevoeging te rekenen. Is men niet verplicht ook de delinquent humaan te behandelen? Niettemin speelt de vergelding in de straftheorie nog altijd een belangrijke rol. Ook al straft men misschien niet meer vanuit de rechtvaardigheid, het streven blijkt erop gericht rechtvaardig te straffen. De vergelding wordt algemeen aanvaard ter bepaling van de ‘bovenmaat’ van de straf: het blijft onrechtvaardig zwaarder te straffen, dat wat ‘men’, gezien de ernst van de daad, redelijk vindt, zie straf, RECHT.

LITT. L.Polak, De zin der vergelding (2 dln. 1947).

< >