(verduurzaamde, heeft verduurzaamd), duurzaam maken, conserveren.
Het verduurzamen van hout is het behandelen van hout met chemische middelen ter bescherming tegen biologische aantasting (houtrot, houtboorders). De houtverduurzamingsmiddelen worden ingedeeld in: in water op te lossen mengsels van anorganische zouten (o.a. mengsels van koper-, chroomen arseenverbindingen; van fluor-, chroom-en arseenverbindingen; van bifluoriden; van boriumverbindingen); in organische vloeistoffen opgeloste middelen (o.a. pentachloorfenol, tributyltinoxide); derivaten van steenkoolteer, zoals creosootolie en carbolineum. De middelen vallen in Nederland onder de Bestrijdingsmiddelenwet, in België onder het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (art. 723 bis-16), en hebben een officiële toelating nodig.
Er zijn verschillende preventieve behandelingsmethoden. De vacuüm-drukmethode met volle bereiding. Het hout wordt in een gesloten ketel onderworpen aan een vacuüm waardoor ingesloten lucht grotendeels verdwijnt. Dan wordt bij dat vacuüm de ketel gevuld met de verduurzamingsvloeistof (een in water opgelost middel of creosootolie) die onder een overdruk (ca. 0,8—1,0 N/mm2) in het hout geperst wordt. Nadat de atmosferische druk hersteld is, wordt de vloeistofrest uit de ketel verwijderd. Bij de vacuüm-drukmethode met spaarbereiding (volgens Rüping) wordt het hout eerst aan een overdruk (ca. 0,2—0,4 N/mm2) onderworpen, waarbij dan de ketel gevuld wordt met creosootolie en de overdruk vergroot tot 0,8—1,0 N/mm2 zodat het middel in het hout dringt. Nadat de vloeistofrest is afgetapt, wordt vacuüm gezogen.
Een deel van de in het hout gedrongen vloeistof wordt dan, door het in de eerste drukperiode in het hout gebrachte luchtkussen, weer uit het hout gedrukt. Er wordt nu minder vloeistof gebruikt dan bij de volle bereiding. Bij de dubbelvacuümmethode wordt het hout eerst aan een vacuüm onderworpen, waarna de ketel met een in een organische vloeistof opgelost middel wordt gevuld. De toegelaten atmosferische druk dringt de vloeistof in het hout. Na het aftappen van de vloeistofrest wordt opnieuw vacuüm gezogen en wel iets dieper dan de eerste keer teneinde het houtoppervlak vlugger te laten drogen. Tenslotte wordt de atmosferische luchtdruk weer hersteld.
Verdere methoden zijn: dompelen; bestrijken; bespuiten. Met de vacuüm-drukmethode wordt een zo groot mogelijke opneming en indringing van het middel verkregen en daardoor een zo groot mogelijke bescherming tegen aantasting. Bij de andere genoemde methoden is dat geringer. Het te behandelen hout dient bij de genoemde methoden eerst te worden gedroogd. De methoden voor nog saprijk hout zijn minder gangbaar.
Verduurzamen van hout wordt toegepast voor houtsoorten die van nature matig, weinig of zeer weinig weerstand bieden tegen aantasting en die gebruikt zullen worden onder omstandigheden waarbij houtaantastende organismen kunnen optreden. De keuze van middel en methode wordt bepaald door het gebruiksdoel van het hout. Zo is voor hout bestemd voor gebruik in de open lucht, al of niet in contact met de grond of zoetwater, de gebruikelijkste behandeling die volgens de vacuüm-druk-methode met een in water op te lossen mengsel van koper-, chroom-en arseenverbindingen, dat in het hout wordt gefixeerd en daardoor niet door regenwater e.d. uit het hout kan worden weggespoeld. Hout voor geveltimmerwerk wordt meestal behandeld volgens de dubbelvacuümmethode of door de dompelmethode met een in een organische vloeistof opgelost middel. Voor hout bestemd voor gebruik in zeewater komt creosootolie, aangebracht volgens de vacuüm-drukmethode (volle bereiding), het meest in aanmerking.
Is reeds aantasting opgetreden, dan is een curatieve behandeling noodzakelijk (zie NEN 3252, NBN 471). Er zijn ook middelen die ten doel hebben het hout een brandvertragende werking te geven (zie NEN 3254, NBN 471). Deze worden wel in combinatie met middelen tegen biologische aantasting toegepast.
LITT. T.Hof, Houtaantasting en haar bestrijding (1954); Houtvademecum, 6. Houtverduurzaming (z.j.); NEN 3251—3255; NEN 3274; NEN 3298; NBN 471; D.D.Nicholas e.a., Wood deterioration and its prevention by preservative treatments (1973).