Giuseppe, Italiaans componist, *10.10.1813 Le Roncole (Parma), †27.1.1901 Milaan. Verdi studeerde vanaf 1831 bij V.Lavigna.
In 1836 werd hij dirigent aan het theater van Busseto. Zijn debuut, de opera Oberto (1839), was een succes, mede dank zij het optreden van de sopraan G.Strepponi, die in 1859 zijn tweede vrouw werd. In 1842 componeerde hij Nabucco, de opera die hem beroemd maakte. Van 1844–50 componeerde Verdi ca.tien opera’s, waarmee hij grote successen behaalde, mede dank zij het feit dat zijn naam als symbool voor het risorgimento werd gebruikt: Vittorio Emanuele Re d’Italia. Buiten Italië kreeg hij toen vooral bekendheid door de opera’s Rigoletto (1851), Il trovatore (1853) en La traviata (1853). Zijn latere opera’s werden met grote geestdrift in geheel Europa ontvangen.
In Verdi’s opera’s speelt het belcanto een grote rol. Vanaf Rigoletto vormen libretto en muziek een steeds grotere eenheid; het orkest behoudt vaak een begeleidende functie. Hoogtepunten vormen Don Carlos (1867) en Aïda (1871), waarin de dramatiek en de eenheid tussen zang en orkest tot een uiterste worden opgevoerd. In deze opera’s heeft hij ook melodische elementen aan bepaalde emoties of personen verbonden. Verdi schreef ca. 30 opera’s en wordt met R.Wagner als de grootste 19e-eeuwse componist op dit gebied beschouwd.Composities: I Lombardi (1843), Ernani (1844), Macbeth (1847), Luisa Miller (1849), I Vespri Siciliani (1855), Simone Boccanegra (1857), Un ballo in maschera (1859), La forza del destino (1862), Otello (1887), Falstaff (1893); strijkkwartet (1873), Requiem (1874), Quattro pezzi sacri (1898).
LITT. C.Osborne, The complete operas of Verdi (1966); J.Budden, The operas of Verdi I (1973); V.Godefroy, The dramatic genius of Verdi I (1975); F.Noske, The signifier and the signified: studies of the operas of Mozart and Verdi (1977).