v., situatie waarbij tengevolge van te hoge luminanties in het gezichtsveld of door te grote luminantiecontrasten een gevoel van onbehagen ofwel een meetbare daling van de visuele prestatie optreedt.
Verblinding kan onderscheiden worden in
1. onbehaaglijke verblinding; deze beïnvloedt niet noodzakelijkerwijs de visuele prestatie (b.v. door niet goed afgeschermde verlichtingsarmaturen);
2. storende verblinding; deze beïnvloedt de visuele prestatie nadelig (b.v. bij het waarnemen van een gesprekspartner met het venster op de achtergrond);
3. directe verblinding wordt veroorzaakt door een lichtbron met hoge luminantie die gezien wordt in vrijwel dezelfde richting als de oogtaak (b.v. door de koplampen van een tegemoetkomende auto ’s avonds);
4. verblinding door reflectie, ontstaan door weerkaatsing van lichtbronnen in spiegelend reflecterende vlakken; m.n. als de spiegelbeelden zich voordoen op of dichtbij de oogtaak (b.v. bij het waarnemen van glanzende foto’s).