bn. en bw. (verder, verst),
1. overeen grote afstand: zo men zien kan; tot hiertoe en niet verder, verder kan of mag men niet gaan; te ver gaan (fig.) de perken te buiten gaan; overdrijven; (spr.) niet verder kijken dan zijn neus lang is, kortzichtig zijn; zo ver zijn we nog niet, daar zijn we nog niet aan toe;
2. verwijderd, afgelegen: uit elkaar liggen; heinde en verre, dichtbij en ver weg, overal; beter een goede buur dan een verre vriend; (spr.) wat je haalt, is lekker, als men veel moeite gedaan heeft om iets te verkrijgen, doet men alsof het lekker (prettig) is;
3. gevorderd zijn: in een boek zijn, het voor een groot deel gelezen hebben; met iets komen, er voor lang genoeg aan hebben: met die vijftig gulden zul je niet ver komen; evenzo: ver heen zijn, ook voor: zeer zwak, ziek of dronken zijn; hij heeft het ver (in de wereld) gebracht, geschopt, heeft veel fortuin gemaakt, een hoge positie bereikt; dat is ver beneden de prijs, veel lager dan de gewone prijs; die verklaring is gezocht, is er met de haren bijgesleept; ik denk er in de verste verte niet aan, in het geheel niet; hij is verre van knap, slim, helemaal niet, eerder het tegendeel; dat zij verre van mij, daar denk ik niet aan; iets ver beneden zich achten, zichzelf er te goed voor achten;
4. van een (betrekkelijk) groot tijdsverloop: ver na middernacht; het is ver in de tijd, de tijd (het seizoen) is reeds voor een goed deel verstreken. de Belg. visserij werd in 1976-77 op advies van de Nationale Commissie voor Visserijbeleid een premie toegekend voor het slopen van tenminste 15 jaar oude vissersvaartuigen (KB van 26.8.1976).