[Lat. venenum, vergif], o.,
1. gif, vergif; (spr.) het zit in de staart, het gif zit in het slot;
2. boosaardigheid: venijn spuwen (fig.) boosaardige of lasterlijke dingen zeggen; (spr.) geen erger venijn dan kwade tongen;
3. boosaardig mens: stuk venijn.