v./m. (-muizen), Microtus arvalis, zoogdiersoort uit de onderfamilie woelmuizen.
De veldmuis is economisch de belangrijkste soort onder de woelmuizen. Dit dier varieert nogal in kleur over het verspreidingsgebied, dat grote delen van Europa bevat (het ontbreekt o.a. in Scandinavië, de Britse eilanden en delen van Zuid-Europa). Dit muisje (9-12 cm, staart 3-4,5 cm), met weinig behaarde oren, maakt gangen in de grond vlak onder het oppervlak (voornamelijk in weiland, akkerland en op dijken); deze gangen zijn verbonden door overdekte paden in het gras en ’s winters onder de sneeuw. De veldmuis is vooral bekend vanwege het periodieke optreden van plagen. Overvloed aan voedsel (gras, graan, wortels enz.) en dekking, gunstige weersomstandigheden, ontbreken of zeldzaamheid van roofvijanden (uilen, roofvogels, kraaien, ooievaars, kleine roofdieren enz.) kunnen populatie-explosies met ernstige gevolgen voor de landbouw doen ontstaan. Bescherming van de roofvijanden blijkt de belangrijkste maatregel ertegen te zijn.
Per worp worden 3-7 jongen geboren, die na 3 weken al zelfstandig zijn. De draagtijd bedraagt maximaal 16 dagen.
LITT. G.H.W.Stein, Die Feldmaus (1958).