m. (-vraten),
1. (dierkunde [Oudnoors fjellfrass, rotskat], (ook: warg), Gulo gulo, een roofdier uit de familie marterachtigen ;
2. (fig.) iemand die zeer veel eet, gulzigaard.
De veelvraat is de grootste vertegenwoordiger van de marterachtigen en bewoont arctisch en subarctisch Amerika, Azië en Europa. Het dier is enigszins beerachtig van voorkomen, schouderhoogte 40—45 cm, lengte 70—85 cm, staart 12—15 cm. De veelvraat is bruin met een lichte vlek op de kop en een lichte streep op de flanken. Het is een krachtig roofdier, dat zelfs grote prooidieren als rendieren en elanden (wellicht slechts zwakke exemplaren) kan overmeesteren; de bruine beer gaat de veelvraat gewoonlijk uit de weg. Het dier jaagt vaak vanuit een hinderlaag en rooft ook pelsdieren uit vallen.
LITT. P. Krott, Der Vielfrass oder Järv (1960).