o. (-en),
stuk vaatwerk, schotel, kan enz.: een aarden vat,, het broze lichaam; heilige vaten, liturgisch vaatwerk; een vat, vol geleerdheid, een vat, van wetenschap, een zeer geleerd mens; een vat, vol tegenstrijdigheden, een mens vol tegengestelde neigingen; (zegsw.) ik weet niet hoe ik dat in het vat, zal (moet) gieten, hoe ik te werk moet gaan; (natuurkunde) elk lichaam dat iets kan bevatten, ongeacht vorm of grondstof: de vloeistof drukt op de bodem van het vat,; (plantenanatomie) een buis, ontstaan uit een rij langgerekte cellen waarvan de scheidingswanden geheel of gedeeltelijk zijn weggevallen; (anatomie) buisvormig hol orgaan, waardoorheen een vloeistof vervoerd wordt, m.n. bloedvat en lymfvat (in samenst. ook vaat-, b.v. vaatkramp); ton, vaak in het midden gewelfd: een vat, wijn; (spr.) holle of lege vaten klinken het hardst, niet-weters voeren gewoonlijk het hoogste woord; wat in het vat, is, verzuurt niet, uitstel is nog geen afstel; dat heb je nog te goed; als inhoudsmaat: 1 vat = 0,1 m3; voor wijn (hist.) okshoofd, ca. 232 l (thans 1 hl); (petroleumindustrie) barrel.
Men onderscheidt houtvaten, zeefvaten en melksapvaten. Houtvaten komen uitsluitend voor in het xyleem vanvaatbundels, en bij Dicotyledones in het hout, ontstaan doorsecundaire diktegroei. Houtvaten dienen voor watertransport. Zij bezitten in volwassen toestand geen levende inhoud meer, de wanden zijn min of meer volledig verhout; er blijven echter dunne plekken over voor het doorlaten van water.
Al naar de vorm van de wandverdikking onderscheidt men ring-, spiraal-, ladder-, net-en stippelvaten. De tussenschotten kunnen volledig, maar ook spleetvormig doorboord zijn. Zeefvaten komen voor in het bastgedeelte (floëem) van vaatbundels, en in de bast van planten met secundaire diktegroei. Zeefvaten dienen voor het vervoer van de produkten van defotosynthese. Zij functioneren uitsluitend in levende toestand. De wanden zijn niet verhout, de tussenschotten bezitten zeer fijne poriën (vandaar de naam), die dikwijls in velden zijn gerangschikt.
Melksapvaten kunnen bij Angiospermae voorkomen. Zij zijn niet aan een bepaald weefsel gebonden. De tussenschotten tussen de cellen zijn meestal geheel weggevallen. Door fusie van cellen, waarbij de tussenschotten wegvallen, ontstaat dikwijls een net van melksapvaten. De cellen zijn levend en scheiden het melksap (latex) af.