Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Utilitarisme (utilisme)

betekenis & definitie

[Lat. utilis, nuttig], o., (ethiek) de positie volgens welke het moreel gehalte van handelingen kan worden afgelezen aan de uitkomst (het ‘nut’) waartoe zij leiden. ETHIEK.

Bij J.Bentham, de vader van het utilitarisme, is het criterium van morele juistheid van een handeling: de mate waarin zij bijdraagt aan de bevordering van ‘het grootste geluk voor het grootste aantal’ (de formule is reeds bij J.Priestley te vinden). Onder alternatieve handelingsmogelijkheden is de beste in moreel opzicht die welke het grootste nut (in termen van voldoening) oplevert, zowel voor de handelende persoon als voor de sociale verbanden waarvan hij deel uitmaakt. Om dat te kunnen bepalen moet dus voor alle gevolgen van alle mogelijke handelingen het rendement in geluksbevordering en leedterugdringing bij alle betrokkenen worden berekend en dient de handeling met het hoogste totaalrendement te worden gekozen. Naast dit zgn. hedonistische utilitarisme van Bentham staat het ideale utilitarisme van iemand als G.E.Moore, waar bepaalde zaken (b.v. inzicht) in zichzelf waarde hebben, onafhankelijk ervan of zij genoegen verschaffen.Een andere ontwikkeling, die meer in de lijn van Benthams geluksprincipe bleef, leidde tot een onderscheiding van soorten voldoening, waarbij dus niet meer alle lust en leed over één kam geschoren werd, maar ‘hogere’ vormen prioriteit krijgen op lager gekwalificeerde (zo b.v. bij J.Stuart Mill). De term utilitarisme staat dus niet voor één gesloten theorie, maar is eerder een verzamelnaam voor een aantal min of meer verwante ethische posities. Een van de belangrijkste geschilpunten binnen het utilitaristische kamp is de vraag of het utilitaristisch criterium op iedere handeling afzonderlijk moet worden toegepast, dan wel alleen ter beoordeling van typen van handelingen, b.v. het doen van beloften, bruikbaar is (handelings-, resp. regelutilitarisme).

Het utilitaristisch criterium in zijn oorspronkelijke vorm zegt alleen iets over de omvang van het nut, maar niet over het respectieve aandeel van degenen die erbij in het spel zijn. In dit verdelingsprobleem ligt naar het oordeel van velen dan ook een van de grenzen van het utilitarisme om een aanvaardbaar, algemeen beginsel ter bepaling en beoordeling van het moreel gehalte van handelingen te formuleren. Sommigen trachten het probleem te ondervangen door het criterium niet in termen van totaalrendement, maar van het grootst mogelijke gemiddelde nut te formuleren. Anderen zijn van mening dat slechts de invoering van een onafhankelijk principe van ‘eerlijkheid’ of ‘gerechtigheid’ oplossing kan bieden, ethiek, Teleologische theorieën.

LITT. D.Lyons, Forms and limits of utilitarianism (1965); M.D.Bayles (red.), Contemporary utilitarianism (1968); J.J.C.Smart en B.A.O.Williams, Utilitarianism. For and against (1973).

ECONOMIE

Het utilitarisme heeft vooral in de gematigde vorm die er door J.Stuart Mill aan is gegeven, grote invloed uitgeoefend op de moderne economie en het democratisch socialisme. Toch is het opmerkelijk dat, hoewel de filosoof J.Bentham, evenals de mathematicus Daniël Bernoulli vóór hem, tot de conclusie kwam dat het geluk van de mens langzamer toeneemt dan het inkomen, hij deze zelfde gedachte niet op de ruilwaarde toepaste. Hoewel Benthams gedachten een sterke invloed hebben gehad op de sociaal-filosofische opvattingen van de klassieke economen, duurde het 80 jaar voor b.v. W.S.Jevons tot zijn disutility theory kwam, waarmee het nut in de economie een plaats kreeg.

< >