m. (-en),
1. aanhanger van het universalisme;
2. lid van een in 1779 gesticht kerkgenootschap in de VS en Canada, de Universalist Church of America, dat grote nadruk legt op de universaliteit van het heil. De universalisten zijn nauw verwant aan de eveneens liberaal vrijzinnige unitariërs, met wie zij zich in 1961 verenigden tot de Unitarian Universalist Association (ca. 300000 leden).
LITT. A.S.Cole, Our liberal heritage (1951); C.L. Scott, The Universalist Church of America (1957).