Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Universalia

betekenis & definitie

[Lat. universale, algemeen, universeel]

o. (mv.), (filosofie) de algemene begrippen. In de middeleeuwse scholastiek ontstond de bekende strijd over de ontologische waarde van de universalia. Deze ging om de vragen: Hebben universalia een lichamelijk bestaan? Bestaan ze alleen in het denken? Welke is hun verhouding tot de zintuiglijke dingen? Deze vragen, betreffende de draagwijdte van de kennis (kenleer), hadden hun weerslag op logica, psychologie en metafysica. De twee extremen in dezen waren realisme en nominalisme. In de 11e—12e eeuw werd, onder invloed van Platoon en Augustinus, het vaak extreme realisme aanvaard (Anselmus van Canterbury; Willem van Champeau). De 12e eeuw bracht de reactie van Roscellinus en Abaelard, die een nominalistisch standpunt verdedigden. In de 13e eeuw overheerste een gematigd realisme (Duns Scotus), totdat Ockham en de via moderna in de 14e eeuw een radicaal nominalisme verkondigden, met alle metafysische consequenties, dat men later ook terugvindt in het Engelse empirisme. Het (platonische) standpunt, dat de universalia niet alleen een bestaan hebben onafhankelijk van de menselijke geest, maar zelfs onafhankelijk van het feit of zij in de empirische werkelijkheid voorkomen of niet, wordt voor de logische, wiskundige en ethische begrippen tot in de 20e eeuw verdedigd, evenals het (aristotelische) tussenstandpunt, dat de universalia buiten de menselijke geest bestaan, maar niet onafhankelijk van de dingen waarin zij gerealiseerd zijn: het begrip ‘paard’ bestaat in verschillende paarden.

LITT. W.Stegmüller, Das Universalienproblem einst und jetzt (in: Archiv für Philosophie, VI, 1956); F.Zabeeh, Universals. A new look on an old problem (1966).

< >